De Camino de Santiago; een pelgrimstocht van honderden kilometers lang. Zelf liep ik de laatste 200 kilometer van de Camino de Santiago, met als eindbestemming de heilige stad Santiago de Compostella. Een schitterende pelgrimstocht, maar ook intens zwaar, zowel fysiek als mentaal. In deze blogreeks neem ik je mee in mijn ervaring van de Camino de Santiago. Dag 7:

Om 8 uur ’s ochtends loop ik in het donker Melide uit. Vandaag ben ik al een week aan het lopen en de dagen voegen zich samen in mijn herinneringen. De pijn in mijn knieën is een stil bewijs dat ik er al meer dan 150 kilometer op heb zitten. De maan siert halfvol de hemel en haar aanzicht maakt me vrolijk. Langzaam loop ik verder, het dorp uit, het zandpad op en het bos in.

De verschillende Camino wandelpaden hebben zich in Melide samengevoegd. Ik begon zeven dagen geleden op de Camino del Northe, die me via de Camino Primitivo naar de Camino Frances bracht, waar ik nu nog twee dagen overheen mag wandelen voor ik bij mijn eindbestemming aankom.

paddenstoelen in het bos

Het is duidelijk dat Santiago de Compostella dichterbij komt. Het aantal pelgrims neemt toe naarmate de kilometers minderen. Waar ik van de week soms hele dagen niemand anders tegenkwam, is dat vandaag onmogelijk. Soms lopen we in een rijtje achter elkaar. Soms is het gezellig, soms irritant.

Mijn camino, mijn tempo

Ik doe mijn best mijn eigen tempo te blijven wandelen. Met nog een kleine 50 kilometer voor de boeg moet ik mijn lichaam sparen. Gelukkig is dat op de Camino Frances makkelijker dan op de Camino Primitivo. Om de vijf kilometer vind ik wel een café om uit te rusten, mijn blaren te luchten en mijn moed om door te lopen te herpakken.

Ik denk inmiddels in colonnes van vijf. Vandaag loop ik niet 22 kilometer, maar slechts 4x vijf kilometer (+ een beetje). Vijf kilometer is gevoelsmatig niets nu ik er al een week op heb zitten. Dus wanneer mijn knieën weer beginnen met protesteren, denk ik alleen maar aan het volgende café dat op mij wacht. Nog één kilometer tot ik kan zitten. En daarna nog slechts 5 kilometer tot ik weer mag zitten. Ik kom er wel.

Een mevrouw in rolstoel wordt de heuvel op geduwd

Camino in een rolstoel

Aan de voet van een beboste heuvel ligt een café waar veel pelgrims zich verzamelen. Ook ik besluit dat dit een mooie pauzespot is. Achter de bar staat een oude dame en met handen en voetenspaans wordt duidelijk dat ik bier, fris of koffie kan drinken en het menu biedt me brood met kaas. Al is het meer kaas met een beetje brood, zo blijkt.

Voor de deur van het café zitten wat mensen in een rolstoel. Het gaat om een groep Nederlanders die met de Vereniging Nederlandse Pelgrims bezig zijn met een hele speciale pelgrimsreis: ouderen die niet in staat zijn zelf 100 kilometer te wandelen, worden door vrijwilligers voortgeduwd en getrokken. Over de verharde wegen en de smalle bospaadjes. De groep is geïnspireerd door het verhaal van twee Amerikaanse vrienden: Patrick Gray en Justin Skeesuck legden samen 500 kilometer van de Camino af. Justin, verlamd aan armen en benen, deed dit in een rolstoel die Patrick duwde.

Na mijn pauze kom ik halverwege de heuvel een drietal van de groep tegen. Ik besluit te helpen. De spanband snijd lichtjes in mijn linkerhand terwijl ik mijn best doe het werk voor de anderen iets lichter te maken. Met iedere stap groeit mijn respect voor deze groep mensen. Ik praat met Lex, één van de vrijwilligers, over de ervaringen op de Camino en de 80-jarige mevrouw in de rolstoel maakt grapjes met ons. Het is een gezellig gezelschap.

Nieuwe brace, nieuwe 5km

In het volgende dorp nemen we afscheid. Zij nemen pauze en ik loop nog even verder. Hoewel het erg gezellig was, was het voortrekken van een rolstoel niet het beste voor mijn eigen benen. Ik loop een apotheek binnen – langs de caminowegen vind je die overal – en koop ook een brace voor mijn andere knie. Met wat extra versteviging loop ik verder.

Sanni geniet van een sigaret en de zon in haar gezicht

Sanni geniet van de zon en een sigaret bij aankomst in de herberg.

Het is een warme dag en de zon brand op mijn gezicht wanneer ik door het dorp loop. In de verte zie ik het pad overgaan in een bos, waar de bomen een fijne verkoeling bieden. Ik maak een praatje met andere pelgrims, loop stukken met hen samen op, waarna we elkaar weer een buon camino wensen en ieder ons eigen tempo aanhouden.

Na 22 kilometer kom ik aan in een inimini dorpje. De herberg is net nieuw. Hij ruikt zelfs nog nieuw naar vers hout. Ik ben blij dat ik vandaag niet in een stapelbed hoef te klimmen en plof neer. Ik wil het zweet van me af douchen, maar ik wil niet meer opstaan. Kort daarna komen Sanni, Daniel en Isaac binnengelopen. We genieten samen van de ondergaande zon en een smakeloos pelgrimsmaal voor we om half 11 moe ons bed opzoeken.

Santiago is nu wel erg dichtbij en de dubbele gevoelens slaan toe, vooral bij de rest die al veel langer onderweg zijn. Het is fijn om er bijna te zijn, maar tegelijkertijd voelt het wandelen als een fijne routine. De Camino zelf voelt als een nieuw thuis voor vele pelgrims.


Lees meer over mijn ervaring op de Camino de Santiago:

– Dag 1: de start van mijn pelgrimsreis
– Dag 2: wanneer de regen maar niet stopt
– Dag 3: de Camino voorziet
– Dag 4: grenzen leren respecteren
– Dag 5: vriendschappen in een natte kroeg
– 
Dag 6: ondraagelijke pijn op de Primitivo
– Film: Snapshots to Santiago de Compostela