De Camino de Santiago; een pelgrimstocht van honderden kilometers lang. Zelf liep ik de laatste 200 kilometer van de Camino de Santiago, met als eindbestemming de heilige stad Santiago de Compostella. Een schitterende pelgrimstocht, maar ook intens zwaar, zowel fysiek als mentaal. In deze blogreeks neem ik je mee in mijn ervaring van de Camino de Santiago. Dag 2:
Het is nog donker als ik de herberg uitstap. Ik hou ervan om de zonsopgang te zien, maar vandaag begon het pad meteen in een bos en ik zag geen hand voor ogen. Met mijn wandelstokken in één hand en mijn telefoon die als zaklamp dient in m’n andere, ben ik op weg naar mijn ontbijt.
Een bewuste zonsopgang heb ik gemist, maar langzaam worden de paden steeds duidelijker. Mijn wandelstokken tikken mee op het ritme van mijn pas terwijl ik de hoge eucalyptusbomen boven mij bewonder. De wind zorgt ervoor dat de toppen tegen elkaar zwaaien: ze vormen een klappende erehaag boven de weg. De fluisterende wind klinkt als een melodie op de beat van tikkende takken.
De pot met goud
Het bos gaat over in een dal vol groene weilanden. Achter de volgende berg ligt een dorp waar ik kan ontbijten. Ik loop door een verlaten dropje met enkele vervallen huizen. Grote pompoenen groeien op de meest rare plekken. Twee paarden staat in de wei. Blijkbaar is het dorp toch niet helemaal verlaten. Ik volg de bewegwijzering die me het dorp weer uitleidt. Vanaf het begin tot aan Mondonedo is het 8 kilometer lopen. Ik zal nu wel op de helft zijn.
In de verte legen de eerste regenwolken hun inhoud, wat zorgt voor een felgekleurde dubbele regenboog. Ik volg de boog tot het eind, opzoek naar de pot met goud die ze altijd beloven in sprookjes. En wat blijkt: die pot met goud is niets meer dan een warme kop thee tussen mijn koude handen. Binnen. Terwijl buiten de wolken zich leegstorten boven de straten van Mondonedo. Ik prijs me rijk.
Wanneer de regen ophoudt trek ik m’n schoenen weer aan – blaren luchten, een tip van het Franse stel – en verken het dropje. Het is nog vroeg op de dag en ik ben al halverwege de route voor vandaag. Dus ik besluit de kerk in het dorp binnen te gaan. Deze hele toch is van oorsprong immers religieus van aard, dus een bezoekje kan geen kwaad.
Na regen komt doorpakken
Het getik van mijn wandelstokken neemt een langzamer ritme aan wanneer ik de volgende berg beklim. Mijn Nederlandse benen moeten nog wennen aan de steile ondergrond. Het is warm in de zon. Zo warm zelfs dat ik mijn mooie kaki wandelbroek afrits in de hoop dat mijn melkflessen een kleurtje krijgen. Maar zodra ik de hoek om ga blaast de wind me bijna omver en kietelt de miezer mijn blote benen: dag zon.
Het is koud en ik voel me verwaaid. Maar tegelijkertijd geniet ik ook van iets moois wat ik nooit eerder zo bewust heb gezien: vallende regen. De regen dans op de wind en valt als een dun, zwierend gordijn naast mij in de vallei. Van bovenaf is vallende regen betoverd.
Ik loop door. Inmiddels ben ik al zo’n 5 uur onderweg en het zal niet ver meer zijn naar mijn herberg voor die nacht. Nog een paar bochten en ik ben er. De herberg is een klein, schattig huisje dat omringt wordt door schapen en geiten. Ik ben blij er te zijn. Mijn voeten en knieën doen pijn en ik heb zin in een douche.
Helaas blijkt dat waar ik al voor gewaarschuwd was, werkelijkheid. De herberg is gesloten aangezien ik net buiten het seizoen loop. Na een snackpauze sla ik met tegenzin mijn backpack weer over mijn protesterende schouders. Hoewel ik absoluut geen zin heb om nog eens 10 kilometer te lopen naar de volgende herberg, zit er niets anders op.
Geen geluk
Ik denk dat het een half uur duurde voor de donkere regenwolken zich boven mij vormden. De inhoud die ze deze keer lozen is geen kietelende regen zoals eerder. Binnen no-time ben ik zeik nat. Het regent pijpenstelen en terwijl ik de top van de berg probeer te bereiken, verandert het bospad langzaam maar zeker in een modderstroom naar beneden. Mijn waterdichte schoenen blijken toch niet zo waterdicht. Mijn blaren zwemmen in mijn sokken. Zelfs mijn regenjas kan de stoom met water niet langer aan.
Het is koud en iedere stap doet pijn. Maar even pauze nemen zit er niet in, en dus loop ik door. De regen overstemt het getik van mijn wandelstokken. Mijn twee beste vrienden in dit gevecht tussen de berg en mij. Ik ben tot op het bot verkleumd als ik na twee uur ploeteren eindelijk boven aankom.
Hoewel ik dacht er nu wel eens te zijn, geeft de routeapp op mijn telefoon aan dat het nog drie kilometer is naar mijn hostel. Ook geeft hij aan dat de batterij zo goed als leeg is en net voordat hij het begeeft spot ik een shortcut: als ik de snelweg zou blijven volgen in plaats van opnieuw een bospad in te gaan, dan zou ik uiteindelijk bij het hostel uitkomen.
Na nog meer regen komen tranen
Ik denk dat ik nog nooit zo moe ben geweest. Mijn lichaam doet pijn en is koud. De snelweg is een somber aangezicht: Het oneindig lijkende grijze asfalt met een even grijze lucht erboven. En terwijl ik dacht dat het niet nog harder kon regenen, bewijzen de wolken me het tegendeel.
Na een tijdje wandelen had ik nog geen enkel teken van een hostel gezien. Of überhaupt van iets of iemand. De bekende stem in mijn hoofd die alles in twijfel trekt schreeuwt me toe waarom ik dacht dit te kunnen doen? Even 200 kilometer lopen, daar ben ik toch helemaal niet goed genoeg voor…
Ik vervloek de wind en mijn koude lichaam. Tranen druppelen over mijn toch al natte wangen. Iedere stap kost zoveel moeite. Ik wil schreeuwen, want fack it, er is toch niemand in de buurt en ik ben moe, gefrustreerd en eenzaam. Maar er komt geen geluid uit m’n keel.
Een passerende auto haalt me uit m’n negatieve gedachtes en in een reflex steek ik m’n duim omhoog. Maar de auto stopt niet en ik vervloek de chauffeur in iedere taal die ik spreek. De tweede auto die langsrijdt stopt ook niet. En terwijl ik de derde passerende auto al uitscheld veranderen mijn tranen van verdriet in tranen van blijdschap: de auto keert om en het nummerbord vertelt me dat de auto uit Frankrijk komt. Ik spreek geen woord Spaans, maar in het Frans kan ik de weg vragen.
Redders in nood
Een jong koppel groet me in het Engels. De man zit achter het stuur en de vrouw geeft hun baby de borst. Het hostel blijkt nog wel een stuk verderop te zijn en ze bieden me een lift aan. Ik wil niets liever, maar ik weet niet of ik het voorstel kan aannemen. Ik ben immers zeik en zeiknat. ‘Ach, het is maar water’ zegt de man en hij stapt uit om de achterbank vrij te maken van spullen. Het stel is onderweg van Portugal naar Frankrijk en de auto ligt vol spullen, maar na even puzzelen pas ik erbij op de achterbank.
Na zeker tien minuten rijden stoppen we voor een hostel. Ik bedank het stel zo goed als ik kan en stap uit. Een natte afdruk op hun achterbank is alles wat ik hen terug kan geven. Ik denk niet dat ze door hebben hoeveel hun simpele daad van mij een lift geven, voor mij heeft betekend. Ik weet oprecht niet hoe lang ik er nog over gedaan zou hebben ware het niet voor dit koppel dat stopte om me te helpen. Ik stap de lobby van het hostel binnen en loop direct door naar een warme douche.
Lees ook de andere blog over de Camino de Santiago:
– Dag 1: de start van mijn pelgrimsreis
– Dag 3: de Camino voorziet
– Dag 4: grenzen leren respecteren
– Dag 5: vriendschappen in een natte kroeg
– Dag 6: ondraagelijke pijn op de Primitivo
– Dag 7: stapje voor stapje komt het einde in zicht
– Film: Snapshots to Santiago de Compostela
9 comments